De Gemeenteraad,
Gelet op artikel 170 §4 van de Grondwet;
Gelet op de nog geldende bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet;
Gelet op de Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van de bestuurshandelingen;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
Gelet op de nog geldende bepalingen van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, met latere wijzigingen;
Gelet op het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op het Bestuursdecreet van 07 december 2018;
Gelet op de Omzendbrief KB ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit;
Overwegende dat het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode de gemeente aanstelt als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;
Overwegende dat het wenselijk is om een reglement tweede verblijf uit te voeren om een meer sluitend leegstandsbeleid te voeren en om verdoken leegstand tegen te gaan;
Gelet op de financiële toestand van de stad;
Art. 1: Het reglement tweede verblijven geldt vanaf 1 januari 2022 t.e.m. tot 31 december 2025.
Art. 2: Een woongelegenheid is een tweede verblijf wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan, ongeacht het feit of ze al dan niet in de kadastrale legger is ingeschreven:
Art. 3: De administratie houdt een lijst van tweede verblijven bij. De lijst omvat alle verblijfsgelegenheden waarvan het gebruik als dusdanig door de zakelijk gerechtigde werd aangegeven en bewezen, alsook woningen die door de administratie ambtshalve werden opgenomen.
Een verblijfsgelegenheid die opgenomen is in de lijst van tweede verblijven, kan niet gelijktijdig opgenomen zijn in het leegstandsregister. Het is echter mogelijk dat, na onderzoek, blijkt dat een tweede verblijf een leegstaande woning is. Omgekeerd, kan de zakelijk gerechtigde ook bewijzen dat een leegstaande woning een tweede verblijf is.
In de lijst worden de volgende gegevens opgenomen:
Art. 4: Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 500 euro per jaar en per tweede verblijf.
Art. 5: De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het tweede verblijf ongeacht de duur van een eventuele verhuring en ongeacht het feit dat de eigenaar al dan niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters is ingeschreven.
Art 6: De belasting wordt berekend per jaar. Enkel de op 1 januari bestaande toestand wordt in aanmerking genomen.
Art. 7: De belastingplichtigen worden vastgesteld door het gemeentebestuur. Het bestuur ontvangt van de betrokkenen een getekende verklaring volgens het door het gemeentebestuur voorgeschreven model dat moet teruggestuurd worden binnen de termijn vastgesteld door het bestuur. De betrokkenen die geen aangifteformulier zouden ontvangen hebben zijn niettemin verplicht spontaan aan het gemeentebestuur de gegevens te verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van de belasting, en dit ten laatste één maand na de eigendomsverwerving. De eerste aangifte van het tweede verblijf blijft geldig tot de opzegging.
Art. 8: Bij gebrek aan verklaring of aangifte of in geval van laattijdige, onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.
Art. 9: Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, bij aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van de kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 10: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 11: Wanneer de belasting ambtshalve wordt ingekohierd wordt zij verhoogd met een bedrag van 250 euro.
Art. 12: De belasting is betaalbaar binnen drie maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Art. 13: De belastingschuldige (of zijn vertegenwoordiger), die meent ten onrechte te zijn belast, kan een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift dient schriftelijk te worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd te zijn en op straffe van verval te worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet, of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. Enkel als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in een bezwaarschrift heeft gevraagd zal men worden uitgenodigd op een hoorzitting, waarbij men de kans krijgt zijn bezwaar mondeling uiteen te zetten.
Art. 14: Dit reglement wordt volgens de wettelijke bepalingen bekendgemaakt.