De OCMW-raad:
Gelet op de nog geldende bepalingen van de Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op de Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van de bestuurshandelingen;
Gelet op de nog geldende bepalingen van het Decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op het Bestuursdecreet van 07 december 2018;
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2009 houdende de uitvoering en inwerkingtreding van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende diverse bepalingen betreffende het personeel, de financiën en de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Overwegende dat de voorzitter van de OCMW-raad het ontwerp van deontologische code heden aan de raad voorlegt. De code van de gemeenteraad is ook van toepassing voor het vast bureau en het bijzonder comité voor sociale dienst.
Overwegende dat door een wijziging van het decreet over het lokaal bestuur, alle lokale besturen die nog geen deontologische commissie hebben, er vanaf 2 maart 2023 een moeten oprichten en dat de lokale besturen die wel al een deontologische commissie hebben, deze moeten conformeren aan de nieuwe bepalingen daarover in het Decreet over het Lokaal Bestuur;
Dat dit zowel in de gemeente als in het OCMW dient te gebeuren;
Overwegende dat de decreetwijziging voornamelijk het volgende inhoudt:
- de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn moeten elk een deontologische commissie oprichten;
- de deontologische codes van zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn moeten regels bevatten over de deontologische commissie, meer bepaald over de:
- de deontologische commissie van de gemeenteraad en die van de OCMW-raad bestaan beiden minstens uit één vertegenwoordiger per fractie in de gemeenteraad.
Overwegende dat, ook al is het juridisch nodig om voor de gemeente en het OCMW een aparte deontologische code en commissie te hebben, het aangeraden is om deze maximaal op elkaar af te stemmen;
Dat het de duidelijkheid, de expertise van de leden en de praktische werking ten goede komt als de gemeentelijke deontologische commissie en die van het OCMW samengesteld zijn uit dezelfde mensen en gelijkaardige bevoegdheden en werkingsregels hebben;
Overwegende dat de deontologische code vanaf nu jaarlijks aan de raadsleden ter herinnering wordt gebracht.
Art. 1: De raad keurt de deontologische code van toepassing op de raadsleden en op de leden van het vast bureau en het bijzonder comité voor sociale dienst goed.
Art. 2: De raad stelt de volgende afgevaardigden voor de deontologische commissie vast:
Art. 3: De bepalingen van Deel 2, Titel 7 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, meer bepaald deze inzake de melding en bekendmaking, zijn op dit besluit van toepassing.